De werkgelegenheid in de culturele sector groeide met meer dan 5%, meer dan de stijging van 4,5% in de Europese Gemeenschap.

"In 2022 waren er in de culturele sector van de EU 7,7 miljoen mensen werkzaam, wat neerkomt op 3,8% van de totale werkgelegenheid. Vergeleken met 2021 was er een stijging van 4,5%", benadrukt het statistiekbureau.

In het afgelopen jaar groeide de werkgelegenheid in de culturele sector in 19 van de EU-lidstaten, waarbij de grootste stijgingen werden geregistreerd in Cyprus (21,5%), Luxemburg (14,5%) en Ierland (14%).

Portugal behoorde ook tot de landen waar het aantal werknemers in de culturele sector in 2022 groeide: de sector telde 197,8 duizend werknemers, meer dan de 187,7 duizend banen van het jaar daarvoor.

Alles bij elkaar genomen is de werkgelegenheid in de culturele sector in Portugal met 5,4% gestegen, een verandering die het communautaire gemiddelde overtreft, hoewel het bij lange na niet de beste prestaties van de lidstaten zijn.

Aan de andere kant vertegenwoordigde de werkgelegenheid in de culturele sector in Portugal 4% van de totale werkgelegenheid, 0,1% meer dan het jaar ervoor en 0,2% meer dan het EU-gemiddelde.

Daarentegen kromp de werkgelegenheid in de cultuursector in acht EU-landen: Bulgarije (-7,7%), Tsjechië (-7,3%) en Kroatië (-6,3%) waren de grootste verliezers.

De door Eurostat gepubliceerde details geven ook enig inzicht in de ontwikkeling van de genderkloof als het gaat om werkgelegenheid in de culturele sector. Er is goed nieuws om te delen; in 2022 registreerde de cultuursector het laagste verschil in werkgelegenheid tussen mannen en vrouwen ooit, met "een verschil van slechts 1,6%".

Met andere woorden, vorig jaar waren er 3,9 miljoen mannen werkzaam in de cultuursector, wat overeenkomt met 50,8% van de beroepsbevolking in de sector, en 3,8 miljoen vrouwen, wat overeenkomt met 49,2%.

Van de lidstaten springt Malta eruit als het land met de grootste genderkloof: 21,6 procentpunten, maar er zijn ook landen waar meer vrouwen dan mannen in de sector werken, zoals Letland (26,3% in het voordeel van de meisjes), Litouwen (25,7%) en Cyprus (17,1%).