Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) heeft Portugal veroordeeld tot betaling van een vast bedrag van 2,8 miljoen euro voor het niet tijdig omzetten van de richtlijn over de Europese Code voor elektronische communicatie (ECEC) in nationale wetgeving.

Rekening houdend met de ernst - de Europese Code voor elektronische communicatie is het belangrijkste wetgevingsbesluit op het gebied van elektronische communicatie - en de duur van de niet-nakoming [601 dagen], alsook met het vermogen van Portugal om te betalen, is het Hof van Justitie van oordeel dat "het doeltreffend voorkomen van herhaling van soortgelijke inbreuken in de toekomst, waardoor afbreuk wordt gedaan aan de volle werking van het recht van de Unie, waarschijnlijk vereist dat de betaling van een vast bedrag van 2,8 miljoen euro wordt opgelegd".

Het was in april 2022 dat de Europese Commissie deze zaak tegen Portugal aanhangig maakte bij het HvJEU, omdat het proces om op 21 december 2020 in werking te treden niet was voltooid. De regering had in 2021 een wetsvoorstel ingediend, maar de bespreking werd onderbroken door het falen van de staatsbegroting. Pas op 21 juli 2022 keurde het nationale parlement het diploma goed, dat in augustus van dat jaar van kracht werd.

De CECE "past het regelgevingskader dat de Europese telecommunicatiesector regelt aan nieuwe uitdagingen aan" en "moderniseert de telecommunicatieregels van de EU, ten voordele van consumenten en industrie, door concurrentie te stimuleren, investeringen aan te moedigen en de interne markt en consumentenrechten te versterken", legt het HvJEU uit, waarbij het opmerkt dat het "absoluut essentieel is om een Europese gigabitsamenleving te creëren en de volledige deelname van alle EU-burgers aan de digitale economie en samenleving te waarborgen".

De code is in december 2018 in werking getreden en de lidstaten hebben twee jaar de tijd gekregen om de regels toe te passen. Aangezien de omzettingstermijn op 21 december 2020 afliep, leidde de Commissie in februari 2021 verschillende inbreukprocedures in en stuurde zij in september van dat jaar met redenen omklede adviezen naar verschillende lidstaten, waaronder Portugal.

Op 6 april 2022 besloot de Commissie, gezien het feit dat sommige lidstaten nog steeds niet voldeden aan de verplichting om nationale omzettingsmaatregelen mee te delen waartoe zij volgens het wetboek verplicht waren, de zaken ter beoordeling voor te leggen aan het Hof van Justitie. Na verschillende voorschotten en tegenslagen met de Europese justitie, verklaarde het Hof van Justitie uiteindelijk dat Portugal zijn verplichtingen niet was nagekomen en het bedrag van 2,8 miljoen euro moest betalen.

Aan de andere kant oordeelde het Hof van Justitie in het voordeel van Portugal met betrekking tot de datum van beëindiging van de niet-naleving (25 oktober 2022), en hield het rekening met "de duur van de niet-naleving kan gedeeltelijk het gevolg zijn geweest van de uitzonderlijke omstandigheden in verband met de Covid-19 pandemie", waarbij het in aanmerking nam dat Portugal "aanvoerde dat deze omstandigheden, onvoorspelbaar en buiten zijn macht, het wetgevingsproces dat nodig was voor de omzetting van de richtlijn hebben vertraagd en bijgevolg de duur van deze niet-naleving hebben verlengd".

Op het moment dat de Europese Commissie actie ondernam tegen Portugal, bevonden negen andere lidstaten zich ook in een onregelmatige situatie en waren zij ook het doelwit van een procedure. En het HvJEU heeft nu ook de niet-naleving van vier andere lidstaten uitgesproken: het heeft Ierland veroordeeld tot betaling van 4,5 miljoen euro, Polen tot betaling van 4 miljoen euro, Letland tot betaling van 300 duizend euro en Slovenië tot betaling van 800 duizend euro.